Soms is samen stoppen sterker….. (Roos Schlikker)

Door: Roos Schlikker

Soms is samen stoppen vóór de grens een sterkere stap dan hem over gaan!

 

Het was nog even afzien. Zo zei hij het. Nog even op hun tanden bijten. Hij en zijn collega’s. Nog even de storm uitzitten die hun botten koud maakte, de eindeloos lange dagen, het doorploegen in de nacht. Ze deden het samen. Dat scheelde. Het kweekte eenheid. Een gevoel van: ‘Wij flikken dit met elkaar. Onze meerderen heersen over ons, maar wij houden vol en doen wat ze vragen. Ons krijgen ze er niet onder.’

Dat vertelde hij al jaren, de vriend die in een organisatie werkt waar het onrust troef is, waar reorganisatie op reorganisatie volgt (nog even en er kwam een reorganisatie om de laatste reorganisatie te reorganiseren), waar werknemers onder het mom van ‘leuke uitdaging’ een compleet extra takenpakket in hun maag gesplitst krijgen (‘Dit moet je zien als een mooie opdracht. Een prachtige kans, jongen!’). Hij ging er slechter uitzien, was prikkelbaar, lachte niet meer, maar het was nog even doorzetten. Daarna zou de rust weerkeren.

Die rust kwam er. Want hij zit nu thuis. Kneiteroverspannen. En hij is de enige niet. Nog even en de bedrijfsarts raakt zelf overwerkt, zoveel jonge bomen raakten er geveld. ‘Hoe kan dat nou?’ vroeg hij mij laatst. ‘We waren hartstikke sterk als team. We hebben dingen gedaan en momenten verdragen waarvan ik nooit had gedacht dat we het zouden kunnen. Moet je ons nu eens zien.’

Als een van hen niet meer kon en ‘leeuwtje’ zei, zouden ze als geheel team stoppen

Het deed me denken aan een stuk dat ik laatst las in Paumen. Altijd tot het uiterste, de biografie van hockeyster Maartje Paumen. In aanloop naar de Olympische Spelen van Londen werd het nationale team op een driedaagse militaire training in Alicante gestuurd. Het werd geen vakantietripje. Eindeloos opdrukken, een berg omhoog lopen met tien liter water, piesen in de bosjes, diezelfde berg oprénnen, niet slapen, eten van de grond en almaar worden toegeschreeuwd. Het was de hel. Maar ook de plek waar iets belangrijks werd bereikt, aldus Paumen. ‘De emoties waren zo intens. De basis voor de Olympische titel is gelegd in Alicante. We zagen elkaar op een andere manier, broos en breekbaar. Je werd teruggeworpen op een dierlijk instinct. Alicante werd een begrip, een soort merknaam.’

Prachtig verhaal natuurlijk over wat afzien kan betekenen. Maar twee jaar later stonden de meiden opnieuw in een legeroverall. En Pauwen werd bang. ‘Die stage in 2012 heeft ons alles gebracht, maar een tweede keer zou mensen kapot kunnen maken.’ De meiden spraken een codewoord af. Als een van hen niet meer kon en ‘leeuwtje’ zei, zouden ze als geheel team stoppen. Midden in de nacht moesten ze sprinten, push-ups en sit-ups doen. En opeens klonk het uit de mond van Carlien Dirkse van den Heuvel. ‘Leeuwtje.’ Alle hockeysters gooiden hun waterfles op de grond en weigerden door te gaan. De staf en militairen waren woedend. Toch was het het beste wat ze konden doen. ‘We kropen als team bij elkaar. Niet in een tent of op de top van de berg, maar het gevoel was identiek.’

En nu prakkeseer ik over mijn vriend die alleen thuis zit. Hij begint binnenkort voorzichtigjes weer met werken en is doodsbenauwd. ‘Ik ben bang dat ik er niet meer bij hoor.’ Bang dat hij niet meer bij het uitgedunde groepje past dat zo hard ‘Alicante’ schreeuwt en nog steeds denkt dat zij het enige juiste doen. Soms is samen stoppen vóór de grens een sterkere stap dan hem over gaan. Wat was er gebeurd als iemand in dat bedrijf ‘leeuwtje’ had durven roepen?