De Grieken en Romeinen hadden het over 'melancholia'. Zij geloofden in de 'humorenleer', waarbij het lichamelijk en geestelijk welbevinden bepaald werd door de balans tussen de 4 lichaamssappen: Gele gal, zwarte gal, bloed en slijm. Volgens artsen uit die tijd verstoorde een overdaad aan 'zwarte gal' het brein. Dat vertraagde het denken en het bewegen van het lichaam en zorgde voor leegte, neerslachtigheid, mentale en fysieke uitputting.